Wereldster Cesária Évora (1941-2011) was wars van divagedrag. Uit het liefdevolle portret van Ana Sofia Fonseca komt een beeld naar voren van een zangeres die, onder andere door blootsvoets op te treden, nooit haar arme afkomst vergat.
Een zangeres met een diep-melancholieke stem, ‘die komt uit haar binnenste, haar leven en haar land’, zoals iemand in de film zegt. Dat land is het tropische Kaapverdië, waar Évora als tienjarig kind in een weeshuis belandde, omdat haar moeder na de dood van haar man geen zes kinderen kon (op)voeden. Ze liep er na een paar jaar weg en werd cafézangeres. Dat rauwe leven veranderde toen zij op haar vijftigste een wereldster werd. Bijzonder is dat de roem haar niet veranderde. Cesária Évora schetst met archiefbeelden, concertopnamen, interviews en beelden van Kaapverdië een beeld van een vrouw die altijd zichzelf bleef en nooit haar onafhankelijkheid opgaf. Maar ook een vrouw die door haar loodzware jeugd getekend was. ‘Ik geloof niet in dromen’, zegt ze als een interviewer haar vraagt naar haar grootste droom: ‘Vraag me iets anders!’