De 90-jarige architect Herman Hertzberger heeft een rijk werkzaam leven geleid. Al op jonge leeftijd verwierf hij internationale bekendheid als belangrijk vertegenwoordiger van de architectuurstroming structuralisme. Zijn gebouwen en ideeën zijn wereldberoemd en worden nog altijd bewonderd en bestudeerd. Hertzberger: ‘Ik heb nooit echt een idee gehad in de zin dat van boven iets tot mij is gekomen. Ik geloof daar niet in. Ik bouw voort op wat ik om mij heen zie en hoor. In mijn studietijd leerde ik vooral om goed te kijken en hard te werken, om zo tot iets te komen. Dat ben ik mijn hele leven blijven doen.’
In de documentaire The Proof of the Pudding leren we Herman kennen als een gedreven, humoristisch en bescheiden mens. Nog altijd ontwerpt hij mee aan de projecten van zijn bureau AHH, geeft hij lezingen en werkt hij aan boeken om zijn visie op de rol van architectuur voor mens en samenleving uiteen te zetten. Herbergzaamheid en vrijheid zijn voor hem sleutelbegrippen. ‘Als architect maak je ruimte voor mensen waarin ze zich thuis kunnen voelen, waarin ze veilig en vrij kunnen zijn. En het contact tussen mensen kun je stimuleren.’ Het meest iconische gebouw van Herman Hertzbergers sociale visie, het voormalige Centraal Beheer-kantoor in Apeldoorn uit 1972, staat al jaren leeg en verloedert langzaam maar zeker. De documentaire volgt Herman en zijn opvolger bij AHH, Laurens Jan ten Kate, in hun strijd om een geslaagde transformatie tot woningen tot stand te brengen. Een transformatie die Herman altijd voor ogen heeft gehad. ‘Het is van meet af aan het idee geweest dat die ruimteeenheden geschikt zouden zijn voor een andere invulling. Dat is de gedachte van het structuralisme, dat je iets maakt wat zich leent om op verschillende manieren gebruikt te worden.’ In de documentaire noemt Herman de transformatie van Centraal Beheer ‘the proof of the pudding’. Maar de werkelijkheid blijkt weerbarstiger. Hermans idealisme botst met het hedendaagse rendementsdenken dat ruimte vooral als winstgevende vierkante meters ziet en niet zozeer als een ontmoetingsplek voor mensen. Daar is Herman niet naïef in, maar wel vasthoudend. ‘Als architecten kunnen we een bijdrage leveren aan een herbergzame wereld. Een kleine bijdrage weliswaar, maar we moeten het wel doen.’