TV NL EN

5 vragen aan kinderombudsman Anne Martien van der Does

De Balie Live Journalism

Interview – In ons onderzoek over Jeugdzorg in Amsterdam blijkt dat er op veel vlakken nog verbetering mogelijk is. In het bijzonder gaan wij dieper in op uithuisplaatsingen, en wat dit betekent voor het kind en de ouders. We gaan hierover in gesprek met Anne Martien van der Does, kinderombudsman in Amsterdam. Zij komt op voor de belangen van het kind op het moment dat die worden vergeten.

Geschreven door: Eline Durand

Je bent kinderombudsman, wat houdt dit precies in? 

De kinderombudsman is er voor mensen die vinden dat hun klachten niet goed zijn afgehandeld. In ons geval gaat dit dan specifiek om zaken die te maken hebben met kinderen. Ik kom op voor het belang van het kind, op het moment dat die in het gedrang lijkt te komen door de beslissingen van volwassenen. De klachten kunnen gaan over verschillende instanties, zoals Leerplicht, Jeugdzorg en gemeenten. 

De kinderombudsman is er ook om de communicatie weer vlot te trekken tussen ouders en instanties, door bij de gesprekken aan te schuiven. Binnen de organisatie werken we met hoor en wederhoor. Iemand vertelt dus hun verhaal, en we gaan vervolgens bij de andere partij navragen hoe het zit. Als het gaat om verhalen over uithuisplaatsingen en Jeugdzorg, merken we al gauw dat de verhalen echt complex zijn, en dat er heel veel speelt. Er is veel pijn, verdriet en boosheid, want in de basis wil iedereen natuurlijk hun kind thuis hebben. Het zijn complexe klachten, van mensen die vaak al jaren te maken hebben met Jeugdzorg.

We beginnen altijd met dingen die te verifiëren zijn. Als er bijvoorbeeld in een dossier staat dat iemand een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft, terwijl dit nooit zou zijn aangetoond volgens onze verzoeker, proberen we dat te verifiëren bij Jeugdzorg. We proberen stap voor stap af te pellen welke problemen er precies spelen. We kijken altijd per klacht wat precies de kern is, en of de communicatie tussen personen bijvoorbeeld moet worden verbeterd, of dat informatie in een dossier echt anders moet. Formeel moeten we altijd wachten tot een klacht is behandeld door de klachtencommissie, maar als er meer spoed nodig is kunnen we al veel doen vanuit onze goede contacten, bijvoorbeeld met Jeugdbescherming. 

Met wat voor klachten komen mensen voornamelijk bij je terecht?

Mensen komen met veel verschillende klachten bij ons terecht, maar het gros van de klachten is te verdelen in twee categorieën. De eerste categorie is de gebrekkige communicatie met hulpverleners, gezinsmanagers en Jeugdbescherming. De tweede categorie is de waarheidsvinding in de rapporten van de Jeugdbescherming of de Raad voor de Kinderbescherming. Vaak gaat dit dan over informatie die in de rapporten staat waar ouders het niet mee eens zijn.  

We hebben zelf een goede relatie met Jeugdzorg. Ik denk dat ze het echt beter willen doen, maar dat ze te maken hebben met overbelasting. Het is dan gemakkelijker om het op een bepaalde manier op te schrijven in een dossiers, maar dat gaat dan wel ten koste van de zorgvuldigheid en waarheidsvinding. En dat zijn natuurlijk weer aspecten waarover mensen klachten hebben en naar ons toe komen. We zien natuurlijk ook het topje van de ijsberg. We zien niet de gevallen bij wie het wel goed gaat. Niet iedereen weet ook de kinderombudsman te vinden, omdat ze in absolute nood verkeren. Ze zijn dan allereerst bezig met het oplossen van hun problemen. Bovendien is het indienen van een formele klacht ook echt een stap, die veel mensen niet overwegen of aandurven. Soms zijn mensen bang dat een klacht indienen negatief uitpakt omdat ze dan gezien worden als een ‘strijdende ouder’.

We krijgen ook klachten over de gang van zaken binnen de rechtbank. Ouders vinden vaak dat rechters onvoldoende doorvragen, waardoor keuzes worden gemaakt die gebaseerd zijn op onvolledige informatie. Het is voor een kinderrechter overigens ook lastig, omdat die op basis van een onvolledig rapport toch een beslissing moet maken. Dat betekent ook dat er dan soms wel wordt besloten tot een uithuisplaatsing, ondanks dat het niet duidelijk is wie de schuldige partij is. Want bij de vraag wat de beste plek is voor een kind is vaak helemaal niet belangrijk aan wie het te wijten is dat het thuis niet langer gaat. Het kind moet voorop staan, en als het een gevaarlijke situatie is heb je als kinderrechter nu eenmaal weinig keus. 

Als het gaat om uithuisplaatsingen, wat zijn dan de problemen die je tegenkomt? 

Wij zijn als kinderombudsman niet degene die beslist of een uithuisplaatsing terecht is, dat doet een kinderrechter. Echter hebben wij wel regelmatig te maken met situaties waar een uithuisplaatsing aan de hand is. We zien dat uithuisplaatsingen en moeizame scheidingen vaak samenhangen. 

Bovendien zien we vaak dat de escalatie van langlopende problemen zorgt voor een uithuisplaatsing. Daarbij spelen de lange wachttijden in de jeugdhulp helaas een belangrijke rol. Vaak worden doelen gesteld die behaald moeten worden om uithuisplaatsing te voorkomen, maar is de hulp die nodig is om dat doel te kunnen bereiken onvoldoende beschikbaar. Als de thuissituatie dan escaleert wordt toch een uithuisplaatsing aangevraagd. Hetzelfde speelt bij de weg terug naar huis, als dat bijvoorbeeld alleen mogelijk is met voldoende ambulante opvoedondersteuning en die ondersteuning kan niet geboden worden, kan het kind niet terug naar huis. Als daarover bij ons geklaagd wordt moeten we een focus kiezen, want voor de uithuisplaatsing is niet alles even relevant. Voor ouders is dat soms lastig, want voor hen is natuurlijk alles belangrijk. We proberen dat in te kaderen, door te vragen wat iemand wil bereiken met de klacht. 

Wat is volgens jou het grootste probleem binnen de metropoolregio Amsterdam?

Allereerst is Amsterdam een grote stad, en dat zorgt voor bepaalde problemen. We hebben veel meer last van woningnood, schuldenproblematiek, dat soort zaken. Ik werk veel samen met de drie grootstedelijke ombudsmannen en Margrite Kalverboer (de nationale Kinderombudsman, red.), en we horen dat problemen in de Randstad wel degelijk anders zijn.

Ten tweede is niet iedereen die hulp nodig heeft in beeld. Er zijn veel mensen die echt wat verder in de problemen zitten en dus geen energie hebben om hulp te vragen, die zijn voornamelijk bezig met overleven. 

Als laatste valt het me op dat het probleem van vechtscheidingen steeds groter wordt. Ik zie echt een toename sinds 2015, toen ik begon als kinderombudsman. Huisvesting speelt daarin ook een steeds grotere rol. Als je namelijk niet meer met elkaar door één deur kan, maar je woont allebei prettig, is de kans groter dat een scheiding goed verloopt. Maar op het moment dat een van de ouders echt op straat komt te staan, loopt het veel sneller uit de hand. Het is dan ook veel lastiger om een goede band te onderhouden met je kinderen als je geen huis hebt. 

Wat moet er echt veranderen? 

Er zijn drie dingen die in mijn optiek beter kunnen. Allereerst moet de rechtsbescherming echt veel beter geregeld worden. Ouders hebben namelijk vaak het idee dat ze niet op gelijke voet staan met Jeugdzorg of Jeugdbescherming op het moment dat ze voor de rechter komen. Ze worden onvoldoende gewezen op de mogelijkheid dat ze ook zelf een advocaat kunnen inschakelen, waarvoor ook vaak een toevoeging kan worden afgegeven. Ook de rechtsbescherming voor kinderen moet veel beter. Kinderen kunnen een bijzonder curator krijgen. Dit is iemand die door de rechtbank wordt aangewezen om de belangen van het kind te vertegenwoordigen. Jeugdbescherming vraagt zelf niet zo vaak om een bijzonder curator omdat ze vinden dat ze zelf voldoende opkomen voor het kind. Dat is ook wel hun taak, maar soms wordt er wel te veel naar het hele gezin gekeken en minder naar het kind zelf. 

Het tweede punt is dat hulpverlening vaak niet op gang komt. Ouders doen vaak enorm hun best om de kinderen terug te krijgen na een uithuisplaatsing, maar stuiten dan op dingen waar ze niet zoveel aan kunnen doen, omdat ze daarvoor afhankelijk zijn van instanties. Zo kunnen ze geen behoorlijk huis vinden of krijgen ze te maken met wachtlijsten in de GGZ. Voor een kinderrechter kan dat dan een reden zijn om de kinderen (nog) niet terug te plaatsen. Ik vind dat niet kunnen.

Ten slotte moet er naar de vraag worden gekeken, wat heeft het kind of het gezin nodig. De zorg die de gemeente aanbiedt is een standaardpakket, terwijl sommige gezinnen die hulp niet altijd nodig hebben. Er moet meer worden ingezet op maatwerk en het aanbieden van hulp als de problemen nog klein zijn. Ik geloof echt dat kinderen korter of niet uit huis worden geplaatst op het moment dat er eerder hulp aangeboden was. Er zijn veel gevallen waarbij je je kan afvragen of een uithuisplaatsing wel nodig is geweest, of dat deze korter had kunnen duren.