TV NL EN

De meerwaarde van meertaligheid

Een column door onderwijsonderzoeker Eke Krijnen.

Auteur
Eke Krijnen
Tijdens het programma ‘Op school spreken we Nederlands’ over meertaligheid in het onderwijs, droeg onderwijsonderzoeker Eke Krijnen onderstaande column voor, over haar ervaringen met de theorie en praktijk van leerlingen die een tweede taal spreken. Bekijk het hele programma hier terug.

Onlangs was ik op een feestje – eindelijk weer. Ik sprak een vriendin die ik al lang niet gezien had. Ze is leerkracht op een basisschool in Amsterdam.  De kinderen in haar klas spreken allerlei verschillende talen thuis: Turks, Marokkaans-Arabisch, Berber, Pools. Op school spreken ze Nederlands. Ik vertelde over de avond die ik samen met de Balie organiseerde, over ruimte bieden aan thuistalen in het onderwijs.

“Nou, Eke,” zei ze, “ik geloof niet dat ik daar zo voor ben. Jullie onderzoekers hebben zoveel mooie ideeën, maar jullie hebben geen idee hoe de praktijk werkt.”

Ze raakte een gevoelige snaar. Als onderzoeker voel ik groot ongemak bij leerkrachten vertellen wat ze moeten doen, wat ze beter moeten doen, hoe zij kunnen bijdragen aan gelijke kansen voor kinderen of die misschien, onbedoeld, door hun eigen handelen, soms ook in de weg staan. Ik heb wel heel makkelijk praten. Ik sta niet dagelijks voor een groep van dertig kinderen, met ook weer dertig gezinnen erachter, met ieder een eigen verhaal, een eigen taal. In mijn onderzoek naar de samenwerking tussen ouder en school in het stimuleren van taalontwikkeling van kinderen, heb ik wel ik wel veel scholen gezien, en sprak ik veel leerkrachten, schoolleiders en ouders, maar ik was slechts op bezoek. Als onderzoeker ben ik betrokken, maar vanaf de zijlijn.

Toch is het zo belangrijk dat kennis uit onderzoek wel in het onderwijs belandt. Dit soort kennis kan je wereldbeeld kantelen, kan je doen inzien dat wat je altijd voor waar had aangenomen, iets waar je in de waan van alledag niet al te lang over nadenkt, misschien toch niet de waarheid is. Zulke kennis is nodig om het onderwijs te kunnen verbeteren.

Naar de meertalige ontwikkeling van kinderen is al jarenlang, nationaal en internationaal, enorm veel onderzoek verricht. Meertalige ontwikkeling: dat gaat over kinderen die in hun jeugd meer dan één taal leren. Soms gelijktijdig, bijvoorbeeld omdat de ouders thuis twee verschillende talen spreken, de één Engels, de ander Nederlands.  Soms meer gefaseerd, bijvoorbeeld als kinderen thuis alleen Pools spreken en horen, maar vanaf het moment dat ze naar de peuterspeelzaal of naar school gaan ook Nederlands leren.  

Met het onderzoek hiernaar maakte ik voor het eerst kennis tijdens mijn studie Nederlands, en die kennismaking kantelde ook mijn wereldbeeld. Ik had altijd aangenomen dat om een tweede taal te leren zoveel mogelijk blootstelling aan die taal het enige was wat telde. Aandacht voor je moedertaal, je thuistaal, zou die tweede taal alleen maar in weg staan. Tijdens mijn studie Nederlands leerde ik dat die blootstelling wel van cruciaal belang is, maar dat het met die moedertaal wel wat genuanceerder ligt.

Grof samengevat laat het onderzoek naar meertalige ontwikkeling van kinderen drie belangrijke uitkomsten zien. Ten eerste: Als kinderen thuis een andere taal spreken dan het Nederlands, leidt dit helemaal niet automatisch tot een taal- of leerachterstand, zoals vaak wordt aangenomen. Goede ontwikkeling in je eerste taal, bijvoorbeeld het Arabisch, helpt juist je ontwikkeling in je tweede taal, bijvoorbeeld het Nederlands. Ten tweede gaat aandacht voor de thuistalen van leerlingen op school niet ten koste van de schoolprestaties van meertalige leerlingen in het Nederlands, of in andere vakken. En ten derde, waardering voor de thuistalen van kinderen op school draagt bij aan een pedagogisch klimaat waarin een kind zich gezien voelt. Je geeft ermee het signaal dat wat een kind van thuis meebrengt naar de les van waarde is voor het leren op school.

Dat een kind zich veilig, gewaardeerd en thuis voelt op school is een belangrijke voorwaarde om überhaupt tot leren te komen.

Tijdens mijn studie ontdekte ik het werk van de gerenommeerde taalwetenschapper Jim Cummins. Hij excelleert niet alleen in onderzoek naar meertalige ontwikkeling, maar ook in het bedenken van prachtige oneliners daarover.

Ik noem er eentje:  “To reject a child’s language in the school is to reject the child”.

Ofwel, als je de taal van het kind afwijst in de school, wijs je het kind zelf af. Hoe waar dat is, realiseerde ik me toen ik praatte met een tweetalig Turks-Nederlandse leerkracht. Toen zij als vierjarige in de kleuterklas begon sprak ze nog geen woord Nederlands. Turks telde niet mee op school. Ze mocht het ook niet spreken met haar Turkstalige klasgenootjes. Ze kon niet haar hele zelf inzetten bij het leren. Ze vertelde me dat ze er letterlijk buikpijn van kreeg, van het op eieren lopen, van zichzelf censureren, omdat ze zo’n belangrijk deel van zichzelf moest thuislaten bij het betreden van de school.

Op sommige scholen die ik bezocht voor mijn onderzoek hingen, net als vandaag hier in de zaal, bordjes in de gangen met de tekst ‘Op school spreken we Nederlands. Doet u mee?’

Ouders op het schoolplein, die even met elkaar, of met hun kinderen, in het Arabisch praatten, konden gecorrigeerd worden door het schoolpersoneel. “Let op! Op school spreken we Nederlands!”

Hoewel veel leerkrachten, in lijn met de wetenschappelijke inzichten, ouders aanraadden thuis in hun sterkste taal met hun kind te spreken, waren er ook leerkrachten die vonden dat niet-Nederlandstalige ouders toch maar beter Nederlands moesten praten met hun kinderen thuis, en ze ook in het Nederlands moesten voorlezen, en Nederlandse liedjes met ze zingen.

Niet alleen leerkrachten trouwens. Ook veel van de meertalige ouders die ik sprak dachten dat Nederlands spreken thuis de enige weg naar schoolsucces voor hun kind was. Ik observeerde hoe ouders voorlazen of taalspelletjes deden met hun kleuters en ik zag hen soms worstelen met het Nederlands, terwijl ze samen nog een heel andere taal tot hun beschikking hadden.

Een vraag die mij bezighoudt is: Hoe komt het dat kennis over meertalige ontwikkeling die taalwetenschappers al decennialang verkondigen, nog zo weinig in de praktijk landt? En als het wél landt, wat houdt leerkrachten en beleidsmakers tegen om ruimte te bieden voor thuistalen in het onderwijs? Een groep Vlaamse wetenschappers onderzocht de opvattingen van leerkrachten over meertaligheid op school. Zij vonden dat leerkrachten met een voorkeur voor een strikt eentalig schoolbeleid daar meestal drie typen argumenten aanvoerden.

Leerkrachten namen aan, net als ik vroeger, dat hoe meer leerlingen blootgesteld zouden worden aan het Nederlands, hoe beter dat zou zijn voor hun Nederlandse taalvaardigheid.

Daarnaast dachten leerkrachten dat als de voertaal van een land Nederlands is, het de kans op succes en integratie zou verhogen als je op school ook alleen Nederlands spreekt.

Tenslotte noemden ze redenen die te maken hadden met controle: hoe kun je als leerkracht controle houden over je les, je klas, de veiligheid in de groep, als je niet altijd alles kunt verstaan?

Ik vermoed dat er nog meer redenen zijn waarom scholen kiezen voor een eentalig, strikt Nederlands schoolbeleid. Redenen die we misschien liever onbesproken laten. Eén van de onderwijsmedewerkers in mijn onderzoek vertelde me dat het haar een ‘unheimisch gevoel’ gaf als ouders op het schoolplein met elkaar in het Turks praten.
Zou zij dat unheimische gevoel ook krijgen als de ouders geen Turks praatten, maar Zweeds? Of Duits? Of Fries? Of Frans?

Hoe komt het dat meertaligheid de norm is op internationale scholen, die vaak vooral bezocht worden door kinderen uit hogere sociale milieus, en dat de thuistalen daar wél veel waardering krijgen, maar op onze ‘gewone’ scholen met een meertalig publiek veel minder?

Waarom bestempelen we het ene meertalige kind als taalrijk en het andere als taalarm?
Meten we niet met twee maten als het gaat om de waardering van meertaligheid?

Nog even terug naar Jim Cummins, die van de oneliners.
Hij beschouwt kinderen die thuis alleen Turks, Arabisch, Pools, Fins of Engels spreken en op hun vierde dan met beperkte kennis van het Nederlands op school beginnen, niet als kinderen met een taalachterstand, maar als ontluikende meertaligen.

School kan deze meertaligheid tot bloei brengen, of doen afsterven.  En ik vraag me af: wat doen onze scholen, wat doet ons onderwijs? Brengen we die ontluikende meertaligheid tot bloei, of laten we het afsterven?
Als het waar is dat taal je wereld schept, dan moeten we zorgvuldig onze woorden kiezen in het praten over onze kinderen.

 Aan ‘leerlingen met een taalachterstand’ geef je heel ander onderwijs dan aan ‘ontluikende meertaligen’.

Als we met elkaar spreken over thuistalen en meertaligheid in het onderwijs, wat we vanavond doen, moeten we het ook hebben over gelijke onderwijskansen, of het gebrek daar aan.

En als we spreken over gelijke onderwijskansen, of het gebrek daaraan, moeten we het ook hebben over stigma’s, stereotypen, impliciete of soms gewoon expliciete vooroordelen, wie erbij hoort en wie niet.