TV NL EN

Leven en laten leven

Een gedachtewisseling over abortus en zelfbeschikking. Een voorpublicatie.

‘Je mag niet blijven,’ fluisterde ik tegen mijn buik

Deze zomer schaft Amerika haar abortusrecht waarschijnlijk af. Ik dacht de afgelopen maanden veel terug aan een ochtend in 2014. Ik woonde in Parijs, waar ik een jaar Europese geschiedenis studeerde. Ik was al een aantal weken met tussenpozen vlekkerig aan het bloeden. Geen echte menstruatie eigenlijk, had ik een paar dagen eerder geconcludeerd. ‘Gewoon voor de zekerheid,’ dacht ik terwijl  ik met mijn schouder de glazen deur van Pharmacie Monteux openduwde. Even later plaste ik over het kwastige uiteinde van het teststaafje. In de minuten wachttijd deed ik mijn best het een normale dag te laten zijn, ik bestudeerde mijn gezicht in de spiegel, pulkte aan een pukkel en gaf een plantje water. Terug in mijn badkamer staarde ik naar de test. Positief, 3+ weken.

“Hoezeer ik me ook probeerde te richten tot iets wat losstond van mij, het voelde gewoon als een hand op mijn eigen buik.”

Ik rekende terug en realiseerde me dat ik vijftien weken zwanger was. Die ochtend belde ik naar Abortuskliniek Amsterdam. Wat er toen gebeurde voert te ver voor deze voorpublicatie, maar terug op bed, mijn dekens nog warm van de slaap, legde ik mijn hand op mijn buik. Wat zat daar nu in? Een klompje cellen, een mini-mensje? In beide gevallen wilde ik het uit mijn buik hebben – wat het ook was, het voelde parasitair. Gevaarlijk en ontregelend. Ik zuchtte diep en probeerde me voor te stellen dat het een baby’tje was. ‘Je mag niet blijven,’ sprak ik het zacht toe. Het voelde eigenlijk gekunsteld. Alsof ik een zin uitsprak uit een filmscript. Hoezeer ik me ook probeerde te richten tot iets wat losstond van mij, het voelde gewoon als een hand op mijn eigen buik.

Ik voeg daar graag iets aan toe, hoewel ik aarzel tijdens het schrijven. Het zou nu anders voelen. Het is acht jaar later, ik ben 30, en ik ben voor het eerst in mijn leven samen met iemand met wie ik een kind zou willen krijgen. Als ik nu zwanger zou blijken, zouden we het houden. Als ik nu zwanger zou blijken, zou ik denk ik mijn hand op mijn buik leggen en wel het gevoel hebben te praten tegen een kindje, ongeacht hoeveel weken oud het was. Het voelt als een gevaarlijke bekentenis, omdat de anti-abortuslobby – met haar beschuldiging dat abortus moord is – voorstanders van de legale abortus (ik) het gevoel kan geven dat we het een klompje cellen moeten noemen. Dat het anders inderdaad een actief doden is. Maar… hoe erg is het eigenlijk om abortus te beschouwen als het doden van iets, in plaats van als een abstracte handeling van zelfbeschikking? Daar ga ik dieper op in in het boek.

Madeleijn van den Nieuwenhuizen

Madeleijn van den Nieuwenhuizen is op zondag 26 juni (19:30) in De Balie om te spreken over abortus en zelfbeschikking.

“Het is dit spiegelbeeld, van een maatschappij zónder abortus, waar politieke partijen zoals de SGP over weigeren te praten.”

De afgelopen jaren heeft een luide, conservatieve anti-abortusstroming het Westen bereikt. Alleen: wanneer we wettelijk gezien niet mógen kiezen, betekent dit niet dat we dat niet alsnog doen. Ook de Franse schrijfster Annie Ernaux koos, zo beschrijft ze in het boekje Het voorval haar illegale abortus in het Parijs van 1963. Het was een tijd waarin je maar moest hopen dat je iemand kende, die iemand kende die misschien, hopelijk, s’il vous plaît een abortus bij je wilde uitvoeren. Na onthand rondzoeken vond de drieëntwintigjarige Ernaux een verpleegster die in haar vrije tijd bijverdiende door dure miskraamopwekkers bij zwangere vrouwen in te brengen.

Het duurde dagen voor Ernaux iets merkte, toen kreeg ze helse pijnen. Op de wc perste ze een bloederig pakketje uit. Ze strompelde naar haar huisgenoot en vroeg om hulp. ‘Ik zit op mijn bed met de foetus tussen mijn benen. Beiden weten we niet wat te doen. Ik zeg tegen haar dat we de navelstreng moeten doorknippen.’ Ze beschrijft hoe ze de foetus in een leeg Melba-toastverpakkinkje liet glijden en dit naar de wc droeg, erin kieperde en doorspoelde. Terug in haar slaapkamer viel ze hijgend op bed, verslapt. Ze had veel bloed verloren en moest acuut naar het ziekenhuis. De dokters, die zagen wat er aan de hand was, behandelden haar afkeurend en ruw. Ernaux overleefde het ternauwernood.

Vergeet de tijd en plaats (Parijs, 1963) waarin dit gebeurde. Het gebeurt nog altijd. Het is de rauwe realiteit van samenlevingen waar abortus illegaal is. Volgens de World Health Organization vinden jaarlijks wereldwijd meer dan 25 miljoen onveilige abortussen plaats. En, in tegenstelling tot Ernaux, redden velen het niet. Veel vrouwen bloeden dood, raken onvruchtbaar, lopen bloedvergiftiging op, perforeren per ongeluk hun eigen baarmoeder, liggen uren ineengekrompen in een hoekje totdat ze sterven als dieren – eenzaam overgeleverd aan hun lot. Zulke vrouwen liggen er nu – sinds recente conservatieve ontwikkelingen – in Polen en in de Verenigde Staten.

Het is dit spiegelbeeld, van een maatschappij zónder abortus, waar politieke partijen zoals de SGP over weigeren te praten. Zij praten over het verruimen van het adoptiebeleid en het belang van gemeenschap, maar niet over de illegale abortussen die aantoonbaar doorgaan in hun ideale wereld. Het bovenaan de trap staan wanneer de kinderen buitenspelen, de man naar zijn werk is. De blik op de onderste traptrede, hand op de leuning, het sluiten van de ogen. De klap minder vrezen dan de baby.

Abortus is geen abstracte kwestie, het is één van onze meest persoonlijke overwegingen. Het vereist naast gedegen argumentatie, volgens mij, een meerstemmigheid die ze zelden geniet in Nederland.

Hoe zit het met argumenten vóór legale abortus die niet afhankelijk zijn van praktische of pragmatische zaken? Wat als – in theorie – illegale abortus helemaal veilig was? Als we welvarend genoeg waren om elk vijftien monden te voeden? Is de Wet afbreking zwangerschap, ingegaan in 1984, dan overbodig? Of gaat die wet in diepere zin over zelfbeschikking? En wat betekent dat dan?

Er zijn momenten geweest dat ik me viezig voelde over het opdienen van mijn eigen ervaring in dit boek, alsof ik daarmee toegaf dat ethische en filosofische argumenten wel belangrijk zijn, maar dat zij niet kunnen overleven zonder empathie. Toch voelde ik ook constant aan dat ik juist niet alleen wilde filosoferen over de rechtsgeschiedenis of de vraag ‘foetus of mens?’ Abortus is geen abstracte kwestie, het is één van onze meest persoonlijke overwegingen. Het vereist naast gedegen argumentatie, volgens mij, een meerstemmigheid die ze zelden geniet in Nederland.

Op Instagram-stories vertelde ik een tijd geleden dat ik bezig was aan een essay over abortusrecht. Wat verstonden jullie eigenlijk onder zelfbeschikking? En hoe zien jullie de spanning tussen het idee van zelfbeschikking enerzijds, en de termijngrens van 24 weken anderzijds? En mensen die aarzelingen of twijfels hebben bij de legalisering van abortus, waar komen die reserveringen vandaan? Mijn inbox stroomde vol met honderden antwoorden: overpeinzingen, ervaringen, anekdotes. Emoties en argumenten bestonden naast elkaar. Ik deelde een aantal berichten met toestemming als screenshot, waarop anderen weer reageerden. Er ontstond een dialoog, hoewel die grotendeels alleen in mijn privé-inbox te zien was.

“De hedendaagse mediawet schrijft voor dat ‘enerzijds, anderzijds’ rommelig is, dat zij de kijker verwart. Toch is dat precies hoe het echte leven vaak werkt.”

Wat me enorm raakte was hoe eerlijk de ingezonden reacties waren, hoe er ruimte bleek te bestaan voor twijfels en vraagtekens. Zelfbeschikking, jazeker! Maar na de vierentwintigste week? Lastig, lastig. Of persoonlijk tégen abortus zijn, maar wel vinden dat het een mogelijkheid moet zijn voor anderen. Artsen die worstelden met het aborteren. Religieuzen die het leven als heilig beschouwden, maar iets minder wanneer het ten koste gaat van de zwangere. En moet de man eigenlijk niet meer inspraak hebben, het is toch ook zijn kind? Maar ja, je wilt ook niet dat de vrouw gedwongen kan worden. En nee, geen spijt, maar wel verdriet. Of helemaal geen spijt, maar voelen dat daar een taboe op rust.

Het was een scherp contrast met de voor/tegen-framing die we zo vaak zien in de media. Een tegenstelling die voortkomt uit redactiedenken, niet uit geleefde ervaringen. De hedendaagse mediawet schrijft voor dat ‘enerzijds, anderzijds’ rommelig is, dat zij de kijker verwart. Toch is dat precies hoe het echte leven vaak werkt.

Daarom bevat het tweede deel van mijn boek een bloemlezing uit deze reacties. Het zijn verhalen over vastberadenheid, aarzeling, rouw en dankbaarheid. Ik heb ze bewust in al hun verscheidenheid en in groten getale opgenomen, omdat daarin zichtbaar wordt wat ik bedoel wanneer ik zeg dat abortusrecht over vrijheid gaat. Samen vormen de bijdrages, hoop ik, een meerstemmig koor dat gezamenlijk de inhoud, waarde én ruwe randen van ons abortusrecht verkent. Ze tonen dat legale abortus niet alleen praktische voordelen heeft of fysiek lijden inperkt, maar dat zij ons tot vrijere mensen maakt.